Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word samenscholing

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De markies de Cantecler onderbrak zijn ochtendwandeling toen hij de samenscholing gewaar werd en begaf zich met waardige tred ter plaatse om zich te laten inlichten.
gathering
(te hoop lopen)
(samenkomen)
assemble
(bijeenkomen; zich verzamelen);
assemble

DutchEnglish
samenscholing assembly; gathering
samenscholen flock; flock together; herd together; shoal; assemble; gather