Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word hoofdhaar

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(haar)
tuft of hair
;
villus
(heur)
🔗 Haar gezicht stond ernstig.
🔗 Het was voor de andere kooplieden om zich de haren uit het hoofd te trekken.
🔗 Uw haar is nu heel kort.
(haren)
🔗 Haar haren waren dof en vuil geworden en lagen verward over haar gezicht en schouders.
(hun)
(kop)
🔗 De dokter schudde het hoofd.
(rubriek)
heading
(opschrift)
superscription
;
inscription
(aanvoerder; baas; chef; hoofdman; leider); ;
🔗 Hoe lang is meneer Price al het hoofd van de bibliotheek?

DutchEnglish
hoofdhaar hair of the head
haar hair; her; its; nap; their
hoofd chief; chieftain; crown; don; executive; forewoman; head; heading; headline; master; mistress; noddle; principal; warden; top; loaf; knob; nut; leader; headlines