Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word haal

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(schrap; streek; streep)
(trek);
tug
;
🔗 Hij dacht even na, terwijl hij een lange haal aan zijn pijp deed en nog een beetje gemakkelijker ging zitten.
aan de haal gaan
take to one’s heels
ekforkuri
(gaan halen); ;
🔗 De Duivel hale hen!
(raken; treffen); ;
🔗 We kunnen de trein van tien voor vijf nog net halen.
(betrekken; laten komen); ;
🔗 En intussen zullen we een dokter halen.

DutchEnglish
haal scoop; squiggle; stroke; whiff
aan de haal gaan take to one’s heels; run away
halen bring; call for; catch; command; draw; extract; fetch; find; get; go for; haul; hit; last; last out; make; pass; run; take; pull; obtain; secure; call in; reach
uithaal hard shot; sizzler; sustained note