Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ganzenpas

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De jongen volgde hem met zijn gans en de zeven gezellen.
(geheel; heel; volkomen; volslagen);
🔗 Daar had hij bijna zijn ganse leven doorgebracht.
(heel; zeer); ; ; ;
really
;
so
; ;
(bergpas)
🔗 We betraden de pas.
(schrede; stap; voetstap);
🔗 De stoet uit Dahaut hield op honderdvijftig pas afstand stil.
(paspoort)
🔗 U moet uw pas laten zien.
(daarnet; juist; net);
🔗 In het huis hing de geur van pas gebraden vlees.

DutchEnglish
ganzenpas goose‐step
gans all; goose; total; wholly; stark; whole; entire; the whole of; entirely
pas defile; freshly; gait; newly; only; pace; pas; pass; passport; step; scarce; scarcely; just; recently; not until; as late as; not before; of late