Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa lachen

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
reír
🔗 Waarom lach jij niet?
(gelach)
risa
🔗 Een zacht lachen klonk in de schaduwen.
(lachen)
risa
🔗 Maar wat hij zei, was volkomen onverstaanbaar in de losbarstende orkaan van gelach om hem heen.
sonreír
🔗 Hij glimlachte grimmig.
(schateren)
reír a carcajadas
;
risotear
🔗 Het vrouwtje keek schaterlachend toe hoe haar gastheer met de getroffen voet in de handen door de kamer sprong.
atraer
;
cautivar
;
seducir
mofarse de
;
reírse de
🔗 Men lacht mij achter de rug uit.