Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa houder

neerlandés	español (traducido indirectamente)	esperanto
houder (bezitter)	posesor ; propietario	posedanto
houder (etui; koker)	caja ; estuche ; jarro ; olla	ujo
boekhouder	contable ; tenedor de libros	librotenisto
🔗 De boekhouder trad naderbij.
bustehouder (BH)	portasenos ; sostén	mamzono
🔗 Had ze nu wel of geen bustehouder aan, vroeg ik mij af.
gashouder (gastank)	gasómetro	gasujo
oliehouder	aceitera ; alcuza	oleujo
penhouder	mango portaplumas	plumingo
🔗 Intussen zat heer Bommel in de koude tocht op zijn penhouder te bijten.
procuratiehouder	procurador	prokuristo
stadhouder	vaivoda ; voivoda	vojevodo
titelhouder	campeón	ĉampiono
toezichthouder (controleur; opzichter; verificateur)	inspector ; revisor	kontrolisto
🔗 Ik zal zelf optreden als toezichthouder van het project.