Information about the word zweren (Dutch → Esperanto: ĵuri)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzʋeːrə(n/
Hyphenationzwe·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zweer(ik) zwoer
(jij) zweert(jij) zwoer
(hij) zweert(hij) zwoer
(wij) zweren(wij) zwoeren
(jullie) zweren(jullie) zwoeren
(gij) zweert(gij) zwoert
(zij) zweren(zij) zwoeren
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwere(dat ik) zwoere
(dat jij) zwere(dat jij) zwoere
(dat hij) zwere(dat hij) zwoere
(dat wij) zweren(dat wij) zwoeren
(dat jullie) zweren(dat jullie) zwoeren
(dat gij) zweret(dat gij) zwoeret
(dat zij) zweren(dat zij) zwoeren
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zweerzweert
Participles
Present participlePast participle
zwerend, zwerende(hebben) gezworen

Usage samples

Ik had durven zweren dat ik hem kende, en toch wist ik zeker dat ik hem nog nooit had gezien.

Translations

Englishswear
Esperantoĵuri