Information about the word zweren (Dutch → Esperanto: ĵuri)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzʋeːrə(n/
Hyphenationzwe·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zweer(ik) zwoer
(jij) zweert(jij) zwoer
(hij) zweert(hij) zwoer
(wij) zweren(wij) zwoeren
(jullie) zweren(jullie) zwoeren
(gij) zweert(gij) zwoert
(zij) zweren(zij) zwoeren
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwere(dat ik) zwoere
(dat jij) zwere(dat jij) zwoere
(dat hij) zwere(dat hij) zwoere
(dat wij) zweren(dat wij) zwoeren
(dat jullie) zweren(dat jullie) zwoeren
(dat gij) zweret(dat gij) zwoeret
(dat zij) zweren(dat zij) zwoeren
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zweerzweert
Participles
Present participlePast participle
zwerend, zwerende(hebben) gezworen

Usage samples

Toen hij drie jaar geleden wegreed, had hij gezworen dat hij nooit meer een voet in dit gat zou zetten en nu was hij toch weer terug.
Op dat ogenblik en op die plek zwoer ik dat in de toekomst iedereen die het maar wilde, mijn dagelijks leven tot in de kleinste bijzonderheden zou mogen kennen.

Translations

Englishswear
Esperantoĵuri