Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord turn on the light
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(kindle; ignite; set alight; torch) | ; ; | |
eklumigi | ||
(bright; clear; light‐coloured) | ; | |
(bright) | ; | |
🔗 A door opened, emitting a light quivering and almost palpable, like a flickering alternation of purple and green. | ||
(faint; weak; feeble; frail; weedy) | ||
(insubstantial) | malsubstanca | |
(burn; flash on; take fire; ignite; catch fire) | ; | |
(delicate; fine) | ||
(easy; facile) | ; ; | |
lumigi al | ||
🔗 Be sure everyone has eaten a light meal about an hour before the photo session. | ||
(diverge) | ||
(aberrate; deviate) | ||
(invert; reverse) | ||
(turn over; upset; capsize; overturn; subvert; up‐end) | ; | |
torni | ||
(turn around; turn round; revolve; whirl) | ; ; | |
(revolution; rotation; stroke; swirl; vortex; wriggle; whirl) | ; ; ; ; zwenking | |
(fasten; tighten; turn on) | turni plipreme | |
(turn around; turn back; turn round; recourse; resort; wheel; whirl; apply) | ; ; ; ; ; | |
🔗 The man turned and went out. | ||
(revolution; stroke) | ; ; ; ; zwenking | |
reversi | ||
(change; alter; convert; shift) | ||
(innings) | ; |
Engels | Nederlands |
---|---|
turn on the light | ⇆ licht maken |
light | ⇆ aangaan; ⇆ aanmaken; ⇆ aansteken; ⇆ aanstrijken; ⇆ afstappen; ⇆ afstijgen; ⇆ belichten; ⇆ belichting; ⇆ bijlichten; ⇆ blond; ⇆ daglicht; ⇆ gemakkelijk; ⇆ helder; ⇆ levenslicht; ⇆ licht; ⇆ lichtbak; ⇆ lichtblond; ⇆ lichteffect; ⇆ lichtje; ⇆ lichtval; ⇆ lichtzinnig; ⇆ los; ⇆ luchtig; ⇆ lucifer; ⇆ makkelijk; ⇆ met weinig bagage; ⇆ naar beneden komen; ⇆ onvast; ⇆ opsteken; ⇆ venster; ⇆ verlichten; ⇆ verlichting; ⇆ vlammetje; ⇆ vuur vatten; ⇆ vuurtje; ⇆ zacht; ⇆ zich laten zakken |
turn | ⇆ aandraaien; ⇆ aanleg; ⇆ aard; ⇆ afslaan; ⇆ afwenden; ⇆ bederven; ⇆ behoefte; ⇆ beurt; ⇆ bocht; ⇆ dienst; ⇆ doel; ⇆ doen draaien; ⇆ doen gisten; ⇆ doen keren; ⇆ doen omkeren; ⇆ doen schiften; ⇆ doen wentelen; ⇆ doen worden; ⇆ doorslag; ⇆ draai; ⇆ draaien; ⇆ draaien aan; ⇆ draaiing; ⇆ dubbelslag; ⇆ een andere wending geven aan; ⇆ een keer nemen; ⇆ gisten; ⇆ herscheppen; ⇆ keer; ⇆ keerpunt; ⇆ kenteren; ⇆ kentering; ⇆ keren; ⇆ kromming; ⇆ maken; ⇆ nummer; ⇆ omdraai; ⇆ omdraaien; ⇆ omgaan; ⇆ omkeren; ⇆ omkering; ⇆ omleggen; ⇆ ommekeer; ⇆ ommetje; ⇆ omslaan; ⇆ omtrekken; ⇆ omwenden; ⇆ omwenteling; ⇆ op de vlucht drijven; ⇆ op de vlucht jagen; ⇆ opendraaien; ⇆ overzetten; ⇆ richten; ⇆ richting; ⇆ ronddraaien; ⇆ schiften; ⇆ schok; ⇆ slag; ⇆ soort; ⇆ sturen; ⇆ toer; ⇆ toerbeurt; ⇆ toertje; ⇆ veranderen; ⇆ verleggen; ⇆ vertalen; ⇆ verzetten; ⇆ verzuren; ⇆ wandelingetje; ⇆ wegsturen; ⇆ wenden; ⇆ wending; ⇆ winding; ⇆ wisseling; ⇆ worden; ⇆ zich draaien; ⇆ zich keren; ⇆ zich omdraaien; ⇆ zich omkeren; ⇆ zich omwenden; ⇆ zich richten; ⇆ zich wenden; ⇆ zuur doen worden; ⇆ zuur worden; ⇆ zwenking; ⇆ ómwoelen; ⇆ ómzetten |