Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord story

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(narrative; tale; account); ;
🔗 Maybe I want to see some of the places I hear about in the stories.
(history); ;
🔗 When you get to Oz do not be afraid of him, but tell your story and ask him to help you.
(fairy‐tale)
frame story
short story
(novella)
(floor);
🔗 It lay on the second storey, on the southeast corner of the house, and had an immense east window and narrow south window, both devoid of panes or shutters.
storyteller
(narrator)
verhaler
;

EngelsNederlands
story artikel; geschiedenis; historie; kranteartikel; legende; leugentje; relaas; verdichtsel; verhaal; vertelling; vertelsel
Christmas story kerstverhaal
cock‐and‐bull story ongerijmd verhaal
frame story raamvertelling
hard‐luck story hartverscheurend verhaal
horror story griezelverhaal; gruwelverhaal
it is the old story over again het is weer de oude geschiedenis
lead story hoofdartikel
scare story angstaanjagend verhaal
serial story feuilleton; serie; vervolgverhaal
short story kort verhaal
success story succesverhaal
tall stories jagerslatijn; opgeklopte verhalen
tall story indianenverhaal; jagerslatijn; sterk verhaal
tell stories jokken; liegen
the same old story het oude liedje
the story goes that … men zegt dat …
to cut a long story short om een lang verhaal kort te maken; om kort te gaan
to make a long story short kortom; om kort te gaan
ghost‐story spookgeschiedenis; spookverhaal
hunting‐story jachtverhaal
love‐story liefdesgeschiedenis; liefdesverhaal
sob‐story sentimenteel verhaal
storey etage; verdieping; woonlaag
storied <met geschiedenistaferelen geïllustreerd>; vermaard
story‐book fabelachtig; sprookjesachtig; sprookjes‐; verhalenboek; vertelselboek
story‐line intrige; plot
storyteller jokkebrok; verhaler; verteller