Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord be not right in one’s mind

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(intellect);
;
🔗 They exist only in your mind.
(observe; comply; mark; respect; watch; abide by); ; ; ; ; ;
(pay attention; pay attention to; heed; watch out; be attentive; be attentive to; take notice of); ; ;
passen op
(take offence; pout; sulk);
gekwetst worden
;
zich beledigd voelen
ofendiĝi
(spirit; genie)
(right‐hand)
rechter‐
(to the right);
(correct);
(true; correct; sound; valid)
(entitlement)
🔗 Having rights and enforcing them are quite different, however.
(correct; exact; proper);
🔗 We made the right decision to evacuate.
(exactly; just; okay; accurately; correctly; precisely; aright; properly);
🔗 Tam was right where he had left him, seemingly asleep.
(of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; useful; fitting; applicable)
(right‐hand side); ;
🔗 At the banquet king Casmir and queen Sollace sat at the head of the great table, with Suldrun at her father’s right and Carfilhiot to the left of queen Sollace.

EngelsNederlands
be not right in one’s mind niet goed bij zijn hoofd zijn; niet goed bij zijn verstand zijn
mind acht slaan op; bedenken; bezwaar hebben; bezwaar hebben tegen; brein; denken om; er bezwaar tegen hebben; er iets op tegen hebben; er wat om geven; gedachten; geest; gemoed; geven om; gevoelen; gezindheid; het erg vinden; het goed vinden; let wel; letten op; lust; mening; neiging; op zijn tellen passen; opinie; oppassen; passen op; trek; verstand; zich herinneren; zich het aantrekken; zich in acht nemen; zich storen aan; zin; zorgen voor
right behoorlijk; billijk; echt; gelijk; geschikt; geëigend; goed; helemaal; herstellen; in de haak; in orde; in orde maken; juist; midscheeps leggen; naar rechts; overeind zetten; pal; precies; recht; recht doen; recht laten wedervaren; rechterhand; rechterkant; rechtervleugel; rechterzij; rechterzijde; rechter‐; rechtmatig; rechtop zetten; rechts; rechtvaardig; redresseren; verbeteren; vierkant; vlak; waar; wel; zeer; zich oprichten