English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word workshy

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
shy
(abashed; self‐conscious; embarrassed; bashful; coy)
; ;
shy
(coy)
; ;
shy
(afraid; timid; anxious; fainthearted; pusillanimous; timorous)
;
schroomvallig
; ;
(control; operate; enable; implement; actuate)
(labour);
🔗 I’m working for Sladen.
(labour);
🔗 Work started in 1907 and the building was completed in 1908.
;
🔗 Some people have referred to that as a work of fiction
(act; be effective; have effect; impact; impinge; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
uitwerking hebben
;
🔗 The forces of society work against you.
(cultivate; farm; grow); ;
(carve; sculpture; sculp); ;
skulpti
(cope with)
(exploit; utilize; leverage; take advantage of)
(ferment; rise);
(knead)

EnglishDutch
workshy werkschuw
shy bedeesd; beschroomd; bleu; eenkennig; gooi; gooien; kopschuw; plotseling opzij springen; schichtig; schichtig worden; schroomvallig; schuchter; schuw; schuw worden; smijten; terugschrikken; timide; verlegen; worp
work aanrichten; arbeid; arbeiden; bedienen; bereiden; bewerken; boekwerk; doen; doorwérken; exploiteren; functioneren; gewrocht; gisten; ontginnen; uitwerking hebben; werk; werken; werkstuk