English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trade gap

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(breach); ;
gap
(hiatus)
gap
(dispersion; divergence; divide; division; separation; split)
gap
(crack; crevice; cleft; split; fissure; chink)
;
gap
(interval)
spatie
;
tussenruimte
(chasm; divide; gulf; ravine)
🔗 But she is likely to find that the gap between what she hopes for and the current reality is very wide indeed.
;
🔗 But when they come to trade with you and when they come to fight with you, can you not tell whether they are flesh and blood or not?
trade
(business; commerce; transaction)
; ;
trade
(handicraft; occupation; craft)
; ; ; ; ;
(interchange; swap; change; exchange; share; switch);
trade
(occupation; job)
; ; ; ;

EnglishDutch
trade gap tekort op de handelsbalans
gap bres; gaping; gat; hiaat; kloof; lacune; leemte; onderbreking; opening; schaar; schaard; schaarde; tekort
trade ambacht; bedrijf; beroep; branche; handel; handel drijven; handeldrijven; handelen; handelsverkeer; handwerk; koophandel; koopmanschap; métier; negotie; nering; ruilen; stiel; vak; verhandelen; verruilen; zaken