Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word handwerk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
handiwork
🔗 Ja, het is hetzelfde handwerk.
(ambacht; beroep; vak; métier; stiel)
handicraft
;
trade
;
🔗 Geef mij uw hand.
handshake
;
grip
(ambachtsman);
craftsman
🔗 Deze broche is door dezelfde handwerkslieden vervaardigd.
handiwork
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest.
(arbeid; emplooi; karwei);
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat.
tow
;
oakum
(boekwerk; opus)
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer.

DutchEnglish
handwerk craft; craftsmanship; fancy‐work; handicraft; handiwork; handwork; needlework; trade
hand hand; mitt
handwerken needlework; do needlework; do fancy‐work
handwerkje fancy‐work
handwerksman artisan; craftsman; handicraftsman
werk avocation; business; char; chore; doing; employ; employment; fabric; job; labour; motion; oakum; opus; performance; pursuits; work; stint; tow