English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word the one saving grace
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
grace (gracefulness) | ||
grace | ||
grace (favour; boon; kindness) | ||
grace | tafelgebed | |
grace (excellency; majesty; sire; highness) | ; ; | |
saving (economy) | ||
| (economy) | ; uitsparing | |
🔗 However, the tax cuts were supposed to be paid by savings from the withdrawn healthcare bill. | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| the one saving grace | ⇆ het enige lichtpuntje; ⇆ het enige wat in zijn voordeel gezegd kan worden |
| grace | ⇆ begunstigen; ⇆ bevalligheid; ⇆ dankgebed; ⇆ genade; ⇆ gratie; ⇆ gunst; ⇆ luister bijzetten; ⇆ luister bijzetten aan; ⇆ opluisteren; ⇆ respijt; ⇆ sieren; ⇆ tafelgebed; ⇆ trillertje; ⇆ uitstel; ⇆ vereren; ⇆ versieren; ⇆ versiering; ⇆ voorslag |
| saving | ⇆ behalve; ⇆ behoudens; ⇆ besparing; ⇆ reddend; ⇆ redding; ⇆ spaarzaam; ⇆ uitsparing; ⇆ uitzondering; ⇆ veel goedmakend; ⇆ voorbehoud; ⇆ zaligmakend; ⇆ zuinig |