English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word tell on
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(command; order; dictate; direct) | ; | |
🔗 I am told to go away. | ||
(relate; narrate; recount) | ; | |
🔗 What you can tell them is all I know. | ||
(say) | ; | |
🔗 She was about to tell her so when Logain himself appeared, closing the door behind him. |
English | Dutch |
---|---|
tell on | ⇆ klikken over; ⇆ verklikken; ⇆ verraden |
tell | ⇆ aanpakken; ⇆ bevelen; ⇆ effect hebben; ⇆ gelasten; ⇆ herkennen; ⇆ indruk maken; ⇆ kennen; ⇆ klikken; ⇆ mededelen; ⇆ meedelen; ⇆ melden; ⇆ onderrichten; ⇆ onderscheiden; ⇆ onthullen; ⇆ overbrieven; ⇆ oververtellen; ⇆ pakken; ⇆ refereren; ⇆ uitwerking hebben; ⇆ verhalen; ⇆ verklikken; ⇆ vermelden; ⇆ vertellen; ⇆ verwittigen; ⇆ waarschuwen; ⇆ zeggen; ⇆ zien; ⇆ zijn invloed doen gelden |