English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word start

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(put on; turn on; activate; switch on; actuate; start off; put into action; put into force; put into operation)
(spike; jump)
(depart; leave; sail)
(initiate; float; institute; introduce; launch; originate)
de stoot geven tot
;
het initiatief nemen tot
(begin; commence; embark on); ; ; ; ; ;
(begin; commence; be started; set in; kick off); ; ;
(beginning; commencement);
(beginning; commencement; onset);
🔗 I can only give you a start.
startigi
(arise; commence; get; materialize; come into being)
(commencement)
(initiative; introduction)
(kick‐off)
(start out; set off); ; ;
(start off);
starti
from start to finish
(from A to Z; from beginning to end; from cover to cover)
van A tot Z
start back
(recoil)
;
dorseniri
start back
ekrevojaĝi
start off
(start)
;
starti
(put on; start; turn on; activate; switch on; actuate; put into action; put into force; put into operation); ;
🔗 Something in one of Lovecraft’s letters started Munn off as a writer.
start out
(set off; start)
; ; ;
restart
(resume; renew)
;
met een schone lei beginnen
;
tabula rasa maken
;
restart
starter
upstart
(parvenu)

EnglishDutch
start aan de gang brengen; aan de gang helpen; aanslaan; aantrappen; aanvang; aanvangen; aanzet; aanzetten; afgaan; afrit; begin; beginnen; beginnen aan; beginnen met; beginnen over; doen ontstaan; een begin maken met; ertoe overgaan; in beweging brengen; in beweging komen; inzet; inzetten; lanceren; laten vertrekken; ontketenen; ontstaan; opdrijven; op gang brengen; opjagen; opperen; oprichten; opschrikken; opspringen; plotselinge beweging van schrik; schrikken; springen; sprong; sprongetje; start; starten; te berde brengen; van start gaan; van wal steken; veroorzaken; vertrek; vertrekken; voordeel; voorsprong
a bad start een verkeerd begin
a false start een verkeerd begin
at the start bij het vertrek; in het begin
at the very start al in het begin
be started out of wakker schrikken uit
for a start om te beginnen; vooreerst
from start to finish van A tot Z; van het begin tot het eind; van het begin tot het einde
get a good start in life stevig in het zadel geholpen worden
get off to a bad start slecht beginnen
get off to a good start goed beginnen
get the start on one’s rivals zijn mededingers voor zijn
give a start opspringen; schrikken
give a start to aan de gang helpen
have the start on one’s rivals zijn mededingers voor zijn
head start voorsprong
he started it! hij is begonnen!
it gave me a start ik schrok ervan
it starts gossip het geeft maar aanleiding tot praatjes
make a start een begin maken
running start vliegende start
standing start staande start
start afresh van voren af aan beginnen
start at schrikken van
start back achteruitdeinzen; achteruitspringen; de terugreis aanvaarden; terugdeinzen; terugschrikken; terugspringen
start for gaan naar; op reis gaan naar; vertrekken naar; zich begeven naar
start for oneself voor zichzelf beginnen
start from treden buiten; uitgaan van; vertrekken van
start life as a zijn loopbaan beginnen als
start off beginnen; vertrekken
start out beginnen; vertrekken
start place startpunt
start somebody laughing iemand aan het lachen maken
start somebody off crying iemand aan het huilen maken
start somebody on the subject of iemand aan het praten brengen over
start up aanslaan; aanzetten; beginnen; opschrikken; opspringen; opstarten; starten; zich plotseling voordoen
to start from met ingang van
to start with om te beginnen
wake up with a start met een schok wakker worden
hill‐start hellingproef
starter aanzetter; starter
upstart nouveau riche; parvenu; parvenuachtig