English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word snapshot

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
snapshot
(photograph; photo; snap)
;
snapshot
(attempt; test; bid; rehearsal; trial; try)
(injection);
spuitje
🔗 Aleksej Venediktov, a well‐connected editor‐in‐chief of radio station Echo of Moscow, said Katerina Tihonova, widely believed to be Putin’s youngest daughter, was the one who got the shot in early‐stage trials.
🔗 In Denmark, hunters have had to use those alternatives since 1996, when lead shot was banned for all hunting.
snap
(photograph; photo; snapshot)
;
snap
(clap; click; rattle; crack; clatter; flap)
;
snap
(click)

EnglishDutch
snapshot kiek; kieken; kiekje; momentopname
take a snapshot een plaatje schieten
shot aandeel; borrel; gelag; gissing; glas; hagel; injectie; inzet; kiekje; kogel; opname; pikketanissie; poging; rekening; scherpschutter; schot; schroot; schutter; shot; slag; spuit; spuitje; stoot; tic; worp
snap afdrukken; afknappen; barst; beet; bliksem‐; breuk; dichtklappen; doen afknappen; doen knappen; een foto maken van; hap; hapje; happen; kiek; kieken; kiekje; klap; klappen; knak; knakken; knallen; knap; knapkoek; knappen; knik; knip; knipbeugel; knippen; knippen met; onverwacht; slot; slotje; snap; snauwen; snel; snip‐snap; springen