English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word shocking
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
shocking (appalling; chilling; horrendous; outrageous) | ŝoka | |
| (shake; agitate; rock) | ||
| (appal; horrify) | aanstoot geven ; ; | ŝoki |
🔗 I was shocked. | ||
🔗 The shock to our economy would be felt by generations to come. | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| shocking | ⇆ aanstootgevend; ⇆ aanstotelijk; ⇆ afgrijselijk; ⇆ ergerlijk; ⇆ gruwelijk; ⇆ ijselijk; ⇆ ijzingwekkend; ⇆ indecent; ⇆ ontstellend; ⇆ stotend; ⇆ stuitend |
| shock | ⇆ aan hokken zetten; ⇆ aan stuiken zetten; ⇆ aanstoot geven; ⇆ bos; ⇆ botsing; ⇆ choqueren; ⇆ een schok geven; ⇆ ergeren; ⇆ hok; ⇆ ontzetten; ⇆ pruik; ⇆ schok; ⇆ schokken; ⇆ schrik; ⇆ shock; ⇆ slag; ⇆ stoten; ⇆ stuik; ⇆ stuiten; ⇆ traumatiseren |
| shockingly | ⇆ schandalig; ⇆ schandelijk |