English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word shank

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
shank
(stick)
;
staafje
shank
(leg; paw)
;
red shanks
(herb Robert; red Robin; death‐comes‐quickly; stork’s‐bill; dove’s foot; crow’s‐foot)
Robertskruid
(lady’s thumb; Jesusplant)

EnglishDutch
shank onderbeen; schacht; scheen; schenkel; schinkel; steel
on shank’s mare met de benenwagen
on shank’s pony met de benenwagen
red shanks Robertskruid; stinkende ooievaarsbek; stinkkruid
redshank perzikkruid; tureluur
shanks benen
spindle‐shanks scharminkel