English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word serve
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
antaŭmeti | ||
(be on duty) | dienst hebben ; wacht hebben | |
(act; attend) | ; ; ; | |
🔗 All men are obligated to serve in the army. | ||
(table) | ; | |
(provide; supply; administer) | ; ; ; ; voorzien van | |
(be suitable; fit; suit; be of use; do) | ; geschikt zijn | |
(spend) | ||
🔗 He was released after serving four months in gaol at Rikers Island. | ||
serve up (introduce; present; offer; perform; play; reenact; render; represent; constitute; tender; lodge) | ||
servant (maid; maid‐servant; servant‐girl) | ; ; ; ; | |
servant (attendant; man‐servant) | ; ; ; ; | |
servant (valet; man‐servant) | ; | |
subservient (slavish; submissive) |
English | Dutch |
---|---|
serve | ⇆ baten; ⇆ bedienen; ⇆ behandelen; ⇆ dekken; ⇆ dienen; ⇆ dienst doen; ⇆ dienstig zijn; ⇆ helpen; ⇆ ondergáán; ⇆ opdienen; ⇆ opdoen; ⇆ schenken; ⇆ serven; ⇆ serveren; ⇆ service; ⇆ uitdienen; ⇆ van dienst zijn; ⇆ voldoende zijn voor |
first come, first served | ⇆ die eerst komt, eerst maalt; ⇆ wie het eerst komt, die het eerst maalt |
if my mermory serves me right | ⇆ als mijn geheugen me niet bedriegt |
it has served its purpose | ⇆ het heeft zijn dienst gedaan |
it serves him right! | ⇆ hij heeft zijn verdiende loon; ⇆ net goed!; ⇆ zijn verdiende loon! |
nobody can serve two masters | ⇆ niemand kan twee heren dienen |
serve a need | ⇆ in een behoefte voorzien |
serve as | ⇆ dienst doen als |
serve a sentence | ⇆ een straf uitzitten |
serve as proof | ⇆ dienen tot bewijs |
serve a summons on somebody | ⇆ iemand een exploot betekenen |
serve at table | ⇆ tafeldienen |
serve a warrant on somebody | ⇆ iemand een exploot betekenen |
serve a writ on somebody | ⇆ iemand een exploot betekenen |
serve for | ⇆ dienst doen als |
serve in | ⇆ dienen bij |
serve no earthly purpose | ⇆ nergens toe dienen |
serve on | ⇆ zitting nemen in |
serve on a committee | ⇆ in een commissie zitting hebben |
serve one’s time | ⇆ zijn straf uitzitten; ⇆ zijn tijd uitdienen; ⇆ zijn tijd uitzitten |
serve on the jury | ⇆ lid zijn van een jury |
serve out | ⇆ opscheppen; ⇆ uitdelen; ⇆ verstrekken |
serve out one’s time | ⇆ zijn tijd uitdienen; ⇆ zijn tijd uitzitten |
serve round | ⇆ ronddienen |
serve somebody out | ⇆ met iemand afrekenen |
serve somebody’s purpose | ⇆ geschikt zijn voor iemands doel |
serve the purpose | ⇆ aan het doel beantwoorden; ⇆ aan zijn doel beantwoorden |
serve the purpose of | ⇆ dienst doen als |
serve up | ⇆ opdienen; ⇆ opdissen; ⇆ opdoen; ⇆ voorschotelen |
serve upon | ⇆ betekenen |
serve with | ⇆ bedienen van; ⇆ betekenen; ⇆ dienen bij; ⇆ voorzien van |
that serves him right | ⇆ dat is zijn verdiende loon |
servant | ⇆ ambtenaar; ⇆ beambte; ⇆ bediende; ⇆ dienaar; ⇆ dienares; ⇆ dienaresse; ⇆ dienstbode; ⇆ dienstknecht; ⇆ dienstmaagd; ⇆ dienstmeid; ⇆ gedienstige; ⇆ knecht; ⇆ meid; ⇆ oppasser |
serving | ⇆ bedienen; ⇆ bediening; ⇆ portie |
subserve | ⇆ gunstig zijn voor |
subservient | ⇆ dienstbaar; ⇆ gunstig; ⇆ onderdanig; ⇆ ondergeschikt |
time‐server | ⇆ opportunist; ⇆ weerhaan |
time‐serving | ⇆ opportunisme; ⇆ opportunistisch; ⇆ weerhanerij |