English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word outrage

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
outrage
(misdeed)
outrage
(assault; violation)
;
outrage
(rage; wrath)
outrageous
(appalling; chilling; horrendous; shocking)
schokkend
;
ŝoka

EnglishDutch
outrage aanranding; aanslag; beledigen; belediging; geweld aandoen; gewelddaad; met voeten treden; schanddaad; schenden; schennen; schennis; smaad; vergrijp; wandaad
bomb‐outrage bomaanslag
outrageous beledigend; gewelddadig; overdreven; scandaleus; schandelijk