English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word income‐bracket

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
bracket
(square bracket)
recht haakje
bracket
(brace)
income
(proceeds; return; revenue; takings)
income
income
(return; revenue; allowance; annuity)

EnglishDutch
income‐bracket inkomensgroep
bracket arm; beugel; categorie; console; etagère; gasarm; groep; groeperen; haak; haakje; in één adem noemen; klamp; klasse; kniehout; met klampen steunen; op één lijn stellen; samenvoegen; tussen haakjes plaatsen
income inkomen; inkomsten