English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word give place to

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(administer; grant; impart; provide; confer; allow; spare; afford; invest with; deal; fetch; yive)
🔗 Give him wine.
(cast; yive); ;
🔗 I gave stern instructions that she must sit in her chair.
(yive)
🔗 Answer, and I give you meat at such time as you desire.
(yive);
🔗 Before we give her to Elaida, Saerin, I want to dig out as much as we can.
(bring in; yive)
(yield; yive)
(yive)
(yive)
(yive)
(field; site; locale); ;
🔗 You wouldn’t like the place.
(locate; position; set);
loki
(lay down; put; set);
🔗 It has placed the heads of it victims on spikes in cities it has captured and posted videos of savage executions on‐line.
(seat)
(attach; put onto; add; append; apply; assign; paste);
almeti
(stead; spot; locality; site); ; ;
🔗 I examined the place.
(put);
🔗 The escalation of power outages is also deeply worrying for South Africa’s food security, driving up prices, and placing an even greater strain on stretched household budgets.

EnglishDutch
give place to plaats maken voor; wijken voor
give aandoen; aangeven; aanrichten; afgeven; afnemen; bereiden; berokkenen; bezorgen; bezwijken; doen; doorbuigen; doorzakken; geven; het begeven; houden; maken; meegeven; opgeven; opvoeren; schaffen; schenken; toedienen; toekennen; uitreiken; verlenen; veroorzaken; verschaffen; verstrekken; zachter worden
place aanbrengen; aanleggen; ambt; betrekking; gelegenheid; herkennen; huis; kantoor; leggen; onderbrengen; oord; passage; plaats; plaatsen; plaatsje; plein; plek; positie; post; stationeren; stede; stee; stek; stellen; thuisbrengen; uitzetten; verblijf; winkel; woning; zaak; zetten