English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word finger

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(handle)
(feel; grope; touch);
dead man’s fingers
(blue bean shrub)
fish finger
fiŝbastoneto
ladies’ fingers
little finger
(pink)
(fingerprint)
vingernagel
fingra ungo
(fingermark)

EnglishDutch
finger bepotelen; betasten; bevoelen; met zijn vingers zitten aan; vinger; vingeren
a finger’s breadth een vingerbreed
as thick as a finger vingerdik
be all fingers and thumbs twee linkerhanden hebben
burn one’s fingers zich in de vingers snijden; zich lelijk in de vingers snijden; zijn vingers branden
dead man’s fingers augurkenstruik
finger exercises vingeroefeningen
finger it er met zijn vingers aan komen; er met zijn vingers aan zitten
finger painting <met vingerverf gemaakt schilderij>
finger puppet vingerpoppetje
finger ring vingerring
finger’s breadth vingerbreed
fingers crossed! duimen maar!
fish finger visstick
fourth finger ringvinger
get one’s fingers burnt zijn vingers branden
have a finger in every pie overal een vinger in de pap hebben
have a finger in the pie een vinger in de pap hebben
have at one’s fingers’ ends op zijn duimpje kennen
have green fingers een groene hand hebben; groene vingers hebben
have one’s finger in the till regelmatig een greep in de kas doen
have one’s finger on the pulse de vinger aan de pols houden
have sticky fingers het verschil tussen mijn en dijn niet kennen; lange vingers hebben
his fingers are all thumbs hij heeft twee linkerhanden
if you lay a finger on him als je hem maar met de vinger aanraakt
index finger wijsvinger
keep a finger on the pulse de vinger aan de pols houden
ladies’ fingers okra
lay a finger on somebody iemand kwaad doen
light fingers lange vingers
little finger pink
middle finger middelste vinger; middelvinger
my fingers itch to mijn vingers jeuken om
not lift a finger geen hand uitsteken; geen vinger uitsteken
not raise a finger geen hand uitsteken; geen vinger uitsteken
not stir a finger geen hand uitsteken; geen poot uitsteken; geen vin verroeren; geen vinger uitsteken
point a finger at somebody iemand met de vinger nawijzen
point one’s finger at somebody iemand met de vinger nawijzen
point the finger of scorn at somebody iemand verachten
pull one’s finger out de handen laten wapperen
put one’s finger on the spot de vinger op de wond leggen
put the finger on somebody iemand verlinken
put up one’s finger zijn vinger opsteken
ring finger ringvinger
show one’s finger zijn vinger opsteken
sponge finger lange vinger
trigger finger rechterwijsvinger
turn somebody round one’s little finger iemand om de vinger winden
twist somebody round one’s little finger iemand om de vinger winden
without stirring a finger zonder een vin te veroeren
work one’s fingers to the bone zich doodwerken
you can count it on your fingers dat kun je op je vingers natellen
finger‐alphabet vingeralfabet
finger‐board claviatuur; greepplank; manuaal; toets
finger‐bowl vingerkom; vingerkommetje
finger‐cloth vingerdoekje
fingering betasten; vingerzetting
finger‐joint vingergewricht; vingerlid
fingermark vingerafdruk
fingernail vingernagel
finger‐paint vingerverf
finger‐post handwijzer; wegwijzer
fingerprint dactyloscopisch; vingerafdruk; vingerafdrukken nemen
finger‐shaped vingervormig
fingerstall vingerling
fingertip vingertop
forefinger wijsvinger
light‐fingered diefachtig; vingervlug