English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word faint

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
faint
(light; weak; feeble; frail; weedy)
faint
(swoon; disappear)
; ; ; ;
faint
(swoon)
;
faint
faint
fainthearted
(afraid; timid; anxious; pusillanimous; shy; timorous)
; ; ;
schroomvallig
; ; ; ;

EnglishDutch
faint afgemat; bezwijmen; bezwijming; flauw; flauwhartig; flauwte; flauwvallen; gedempt; gering; in katzwijm vallen; in onmacht vallen; in zwijm vallen; laf; mat; vaag; van zijn stokje gaan; zwak; zwoel
faint away bezwijmen; flauwvallen; in onmacht vallen; in zwijm vallen; van zijn stokje gaan
feel faint zich raar voelen
not the faintest idea geen flauw idee
ready to faint op het punt van te bezwijmen
with a faint heart met een benepen hart
fainthearted flauwhartig; kleinmoedig; laf; lafhartig; versaagd
fainting bezwijming
faintly enigszins; flauw; flauwtjes; lichtelijk; zwak; zwakjes
faintness flauwheid; zwakheid