English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word delivery period
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
delivery | ; ; ; | |
delivery (child‐birth; parturition) | ||
delivery (handover; transmission; assignment) | ; | |
delivery | uitreiking | |
delivery (purveying) | ; | |
delivery (deliverance; rescue) | ||
delivery (distribution) | ||
delivery (confinement; child‐birth; accouchement) | ; verlossing | |
(term) | ; | |
(dot; spot; locus; moment; full stop; stop; point) | ||
(time) | ||
(duration; timeframe; timescale) | tijdsduur | |
period |
English | Dutch |
---|---|
delivery period | ⇆ leveringstijd; ⇆ levertijd |
delivery | ⇆ afgifte; ⇆ aflevering; ⇆ baring; ⇆ bestelling; ⇆ bevalling; ⇆ bezorging; ⇆ houden; ⇆ inbezitstelling; ⇆ inlevering; ⇆ leverantie; ⇆ levering; ⇆ oplevering; ⇆ overgave; ⇆ overhandiging; ⇆ terhandstelling; ⇆ toebrengen; ⇆ uitdeling; ⇆ uitlevering; ⇆ uitreiking; ⇆ verlossing; ⇆ voordracht; ⇆ werpen |
period | ⇆ <van een zekere tijd>; ⇆ cyclus; ⇆ fase; ⇆ menstruatie; ⇆ menstruatiecyclus; ⇆ omloop; ⇆ omloopstijd; ⇆ omlooptijd; ⇆ periode; ⇆ punt; ⇆ repetent; ⇆ samengestelde volzin; ⇆ schooluur; ⇆ stadium; ⇆ termijn; ⇆ tijd; ⇆ tijdkring; ⇆ tijdperk; ⇆ tijdruimte; ⇆ tijdsbestek; ⇆ tijdsduur; ⇆ tijdsgewricht; ⇆ tijdsruimte; ⇆ tijdvak; ⇆ volzin |