Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word periode

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(tijdvak);
🔗 Hierna volgde een periode van inkeer.
period
🔗 Hoe groot is de frequentie van een wisselstroom als de tijdsduur van 1 periode 0,08 ms is?
initial stage
komenca periodo
(ambtstermijn)
term of office
(halfwaardetijd; halveringstijd)
half‐life
duoniĝa tempo
🔗 In de atmosfeer worden voortdurend koolstof‐14‐atomen gevormd door de inwerking van kosmische stralen die dan met een halveringsperiode van 5.000 jaar in stikstofatomen uiteenvallen, zodat in de atmosfeer, zowel als in alle levende wezens (onszelf inbegrepen) een vaste verhouding bestaat tussen koolstof‐14 en koolstof‐12.

DutchEnglish
periode bout; lag; period; run; spell; stint; stretch; term
afkoelingsperiode cooling‐off period
ambtsperiode term of office
garantieperiode warranty period
glansperiode heyday; golden age
halveringsperiode half‐life
opzegperiode term of notice
overgangsperiode transition
proefperiode probationary period
vakantieperiode holiday season
vorstperiode freeze; freeze‐up; spell of frost; periode of frost