English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word cockpit

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
cockpit
(wheel‐house)
;
cockpit
(cabin)
; ;
(prick; pecker; dick; willy; member; rod);
🔗 I’m not trying to suck my own cock.
🔗 It may be the cock that crows, but it is the hen that lays the eggs.
(core; kernel; gist; nub; pith; stone; crux)
(deploy)
(cave; cavity; hollow; lair);

EnglishDutch
cockpit cockpit; hanenmat; hennegat; strijdperk; stuurhut; ziekenboeg
cock aan oppers zetten; de haan spannen van; haan; haantje de voorste; hooiopper; in de aanslag brengen; kemphaan; kraan; lul; mannetje; op één oor zetten; opper; optomen; optrekken; opzetten; overeind staan; overhalen; pik; primus; scheef houden; schuin zetten; spannen; spitsen; tamp; weerhaan; windwijzer
pit afgrond; diepte; groef; groeve; hoek; holte; inkuilen; kolk; kuil; kuiltje; kuiltjes vormen in; lidteken; mijn; mijnschacht; parterre; pit; pok; put; putje; putjes vormen in; springbak; valkuil