English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bystander

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(at; beside; near; near to; next to; alongside); ;
(at; on; upon; over; to); ; ; ; ; ;
(according to; along; following; from; after; in accordance with; per); ; ;
🔗 With a population of 600,000— microscopic by Chinese city standards—Macao doesn’t only rely on tourists from mainland China, with a sizeable chunk of its workforce also crossing the border every day.
(by means of; on; through; with; via); ; ; ;
🔗 It has creeping roots, by which it multiplies very quickly.
(beyond; past; behind);
(from; of; on); ;
🔗 In 58 BC Cyprus was annexed by the Roman Republic.
(at; beside; with; next to; in the case of; among; on); ;
(during; at; for; over); ;
🔗 Burma, a country of some 56 million people, is ruled by a highly authoritarian military regime that tolerates no opposition.
(shed; booth; lean‐to; stall);
stalletje
;
(get up; rise; stand up suddenly; get on one’s feet; arise; rise to one’s feet)
ekstari
🔗 She went to stand by the window.
(carry out; endure; put up with; carry away; afford);
naar buiten brengen
(endure; bear; cope; withstand; make it through); ; ; ;
(opinion; contention; sentiment; view; viewpoint); ; ; ; ;
(bleacher)
(stall)
stalletje
;
(foothold; footing; station)
staanplaats
;
standplaats
(endure; put up with; tolerate; abide; brook; condone; stomach; bear); ; ;
(viewpoint; point of view; angle; outlook; position; stance; standpoint)
(pedestal);
(erect; establish; institute; pitch; raise; set; set up; set down);
🔗 He changed directions, turned once, twice, a third time, then stood his horse to listen.
(tripod)
stander
;
statief
(pedestal; base; plinth; socle)
(bench; trestle; workbench);
stander
(halt; stop; stoppage; standstill)
stilstand
(resist; withstand)
(position; locus; posture);
🔗 A rusted water pump stands by pails of stagnant water.
🔗 Almost no buildings are still standing in Robotyne after weeks of fighting in the area.

EnglishDutch
bystander omstander; toeschouwer
by aan; bij; door; jegens; langs; met; naar; naast; op; over; per; te; tegen; tegenover; van; volgens; voor; voorbij
stand blijven; blijven staan; doen staan; doorgaan; doorstaan; dulden; gaan staan; gelijden; getuigenbankje; halt; halt houden; halt maken; kandidaat zijn; koersen; kraam; kraampje; lessenaar; lezenaar; lijden; meten; neerzetten; opstellen; optreden; plaatsen; positie; rek; rekje; staan; staanplaats; stalletje; stand; standaard; stander; standhouden; standplaats; standpunt; statief; stelling; stilstaan; stilstand; trakteren; trakteren op; tribune; uithouden; uitstaan; velen; verdragen; weerstaan; weerstand; zetten; zich bevinden; zich kandidaat stellen