English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bolt

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(fasten; bar);
(bar);
schuif
(pin)
(pin)
met bouten vastmaken
bolti
soldering‐bolt
(soldering‐iron)
soldeerbout
(flash);
🔗 This was a thunderbolt out of a clear sky.

EnglishDutch
bolt bliksemstraal; bout; buil; builen; bundel; de plaat poetsen; donderpijl; doorslikken; ervandoor gaan; grendel; grendelen; in boeien slaan; kogel; korte pijl; meelbuil; met bouten bevestigen; naar binnen slaan; op de loop gaan; op hol gaan; op hol raken; op hol slaan; opschrokken; óverlopen; pijl; rol; schicht; schieter; schoot; schuif; slikken; smeer ’m; springen; sprong; stang; uitlopen; vergrendelen; verslinden; vooruitschieten; weglopen; ziften
a bolt from the blue een donderslag bij heldere hemel
bolt down naar binnen schrokken
bolt from the blue donderslag bij heldere hemel
bolt upright kaarsrecht
cotter bolt keilbout
have shot one’s bolt al zijn kruit verschoten hebben
have shot one’s bolts al zijn pijlen verschoten hebben
hinge bolt dievenklauw
like a bolt from the blue als een bliksemstraal uit heldere hemel
lock the stable door after the horse has bolted de put dempen als het kalf verdronken is
make a bolt for it ervandoor gaan
nut bolt moerbout
bolter builmolen; overloper; schrikachtig paard; wegloper
bolt‐hole uitweg; vluchtgat
door‐bolt deurgrendel
eye‐bolt oogbout
kingbolt fuseepen; hoofdbout
nuts‐and‐bolts grondbeginselen
safety‐bolt veiligheidsgrendel
screw‐bolt schroefbout
soldering‐bolt soldeerbout
thunderbolt bliksemschicht; bliksemstraal; donderslag
unbolt ontgrendelen