English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bindweed

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(false bindweed);
(field bindweed; convolvulus; morning glory)
black bindweed
(wild buckwheat; bind‐corn; climbing buckwheat; corn bindweed; devil’s tether)
blue bindweed
(bittersweet; woody nightshade; bittersweet nightshade; bitter nightshade; climbing nightshade; fellenwort; felonwood; poisonflower; scarlet berry; trailing bittersweet; trailing nightshade; violet bloom)
corn bindweed
(black bindweed; wild buckwheat; bind‐corn; climbing buckwheat; devil’s tether)
false bindweed
field bindweed
(bindweed; convolvulus; morning glory)
field bindweed
(lesser bindweed)
hedge bindweed
(larger bindweed; Rutland beauty; bugle vine; heavenly trumpets; bellbind; granny‐pop‐out‐of‐bed)
larger bindweed
(hedge bindweed; Rutland beauty; bugle vine; heavenly trumpets; bellbind; granny‐pop‐out‐of‐bed)
;
(join; tie; tie up; associate; fasten; link; band; belay); ;
(fetter; shackle; chain); ; ; ;
(seize; seize up)
rajpi

EnglishDutch
bindweed dubbelkelkwinde; winde
black bindweed zwaluwtong
blue bindweed bitterzoet; dolbessehout; elfrank; hoe‐langer‐hoe‐liever; klimmende nachtschade; kwalster
false bindweed dubbelkelkwinde
field bindweed akkerwinde
hedge bindweed haagwinde; pispotje
larger bindweed haagwinde; pispotje
bind beslaan; binden; boog; boogje; constiperen; corvee; hard worden; inbinden; omboorden; pakken; samenbinden; vast worden; vastmaken; verbinden; verplichten; verplichting; vervelende taak