Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word zwartharig
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
nigrahara | ||
🔗 „Heer,” zei de zwartharige man, „wat voert u naar onze stad?” | ||
tuft of hair ; villus | ||
| (heur) | ||
🔗 Haar gezicht stond ernstig. | ||
🔗 Het was voor de andere kooplieden om zich de haren uit het hoofd te trekken. | ||
🔗 Uw haar is nu heel kort. | ||
| (haren) | ||
🔗 Haar haren waren dof en vuil geworden en lagen verward over haar gezicht en schouders. | ||
| (hun) | ||
🔗 Hij kan wel zwart zijn geweest. | ||
🔗 Wie waren de twee mannen in het zwart met wie u een half uur geleden sprak? | ||
| ; gloomy | ||
🔗 Een zwarte jurk is heel veelzijdig. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| zwartharig | ⇆ black‐haired |
| haar | ⇆ hair; ⇆ her; ⇆ its; ⇆ nap; ⇆ their |
| zwart | ⇆ black; ⇆ brown; ⇆ dark; ⇆ dusky; ⇆ reeky; ⇆ sable |