Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitschreeuwen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(uitroepen)
exclaim
🔗 Hij sprong naar buiten en schreeuwde het uit.
(balken)
vociferate
(gieren; joelen);
🔗 Er werd geschreeuwd en gevloekt.
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.

DutchEnglish
uitschreeuwen cry out
het uitschreeuwen cry out; exclaim
het uitschreeuwen van shout for
schreeuwen bawl; bell; brawl; bray; clamour; cry; holler; honk; hoot; scream; vociferate; whoop; yell; squall; squawk; screech; shout
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in