Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word trekkebekken

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
bek (snavel)	beak ; bill	beko
bek (muil)	jaws ; muzzle	buŝego
bek (mond)	mouth	buŝo
bek (muil)	jaws ; mouth ; muzzle	faŭko
bek	mouth	buŝo
trekken (aanhalen; aantrekken)	attract ; draw	altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
trekken (aanlokken; aantrekken)	attract ; draw	allogi
trekken (aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)	draw	desegni
trekken	draw	elingigi
trekken (tappen; uittrekken)	extract ; pull ; draw	eltiri
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
trekken (slepen)	haul ; tow	haŭli
trekken	draw	infuziĝi
trekken (buigen; kromtrekken)	bend ; curve ; wind	kurbiĝi
trekken	limp	lami
trekken	trek	migri
trekken	draw	streki
trekken (halen)	draw ; haul ; pull ; tug ; draught ; tow ; twitch	tiri
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
trekken	draw	trati
trekken (aftrekken; laten trekken; zetten)	infuse ; brew	infuzi
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
trekken	suck	suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
trekken (migreren)	migrate	migri
trekken (bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)	move	moviĝi

Dutch	English
trekkebekken	bill and coo
bek	beak; bill; bit; jaws; mouth; muzzle; neb; snout
trekken	attract; backpack; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; haul; hike; lug; make; migrate; move; permeate; pluck; pull; receipt; trek; tug; tweak; twitch; rule; strain; traction; go; march; warp; become warped; puff; wank off; jerk off; take out; tow; twist