Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word thuislaten
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (doen; maken) | ; ; ; | |
🔗 Laat de krijgers zich opstellen. | ||
| ; ; | ||
🔗 Wij laten u in dat gevaar natuurlijk niet alleen. | ||
| (toelaten) | ||
🔗 Laat hem niet ontsnappen! | ||
🔗 Zou hij me nu met je laten dansen? | ||
at home | ||
🔗 Doen ze dat thuis ook? | ||
| (tehuis) | ||
🔗 Het was het grootste deel van haar leven haar thuis geweest, maar dat was voorbij. | ||
| (huiswaarts; naar huis) | ||
🔗 Het paard bracht haar thuis. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| thuislaten | ⇆ leave at home |
| laten | ⇆ cause; ⇆ give up; ⇆ have; ⇆ leave; ⇆ let; ⇆ omit; ⇆ forbear; ⇆ refrain from; ⇆ leave off; ⇆ allow; ⇆ permit; ⇆ suffer; ⇆ let have; ⇆ make; ⇆ get |
| thuis | ⇆ at home; ⇆ fireside; ⇆ home; ⇆ home ground; ⇆ in |