Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word reisbiljet

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kaartje; ticket)
🔗 Nell en haar metgezellen gingen aan boord, na biljetten voor Inversnaid aan het noordelijk eind van het meer Lomond te hebben genomen.
; ;
voyage
;
🔗 Hoe reist u gewoonlijk naar Settra?
(gereis)
travelling
🔗 Reizen maakt een mens hongerig.

DutchEnglish
reisbiljet ticket
biljet handbill; ticket; note; banknote; poster
reizen go places; itinerate; journey; travel; be on the road; travelling; trek; voyage