Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opzwelling

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
swelling
(gezwel; zwelling; uitstulping)
swelling
;
(bollen)
puff up
pufiĝi
(opzetten; rijzen; uitdijen; zwellen);
ŝveli
🔗 Door het vele lopen zijn mijn voeten opgezwollen.

DutchEnglish
opzwelling bulge; distension; heave; swelling; tumefaction; tumescence; turgescence
opzwellen billow; bloat; bulge; distend; heave; puff; puff up; swell; swell out; swell up; swelling; tumefy