Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word luisteren naar de naam …
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(luisteren naar) | ||
🔗 Luistert nu eens, jongens. | ||
(luisteren naar; toeluisteren) | ||
🔗 De burgemeester luisterde niet verder. | ||
ausculation | ||
; ; | ||
🔗 Hebt u hun namen gehoord? | ||
(faam; reputatie; roep) | reputation | |
🔗 Dat geeft me een slechte naam. | ||
(benaming) | ||
🔗 „De bevrijding van Artëmovsk gaat door”, zei hij, waarbij hij de naam uit het Sovjettijdperk voor Bachmut gebruikte. |
Dutch | English |
---|---|
luisteren naar de naam … | ⇆ answer to the name of …; ⇆ rejoice in the name of … |
luisteren | ⇆ hark; ⇆ hear; ⇆ hearken; ⇆ list; ⇆ listen; ⇆ listen in; ⇆ lithe |
naam | ⇆ appellation; ⇆ appellative; ⇆ denomination; ⇆ designation; ⇆ fame; ⇆ moniker; ⇆ name; ⇆ reputation; ⇆ repute |