Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word landbouwer

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
agriculturist
;
tiller
🔗 We zullen eens aan die landbouwer daar vragen waar het prettiger is.
(bouwvakker)
🔗 Reeds de volgende dag had hij de bouwer te pakken waar de twee cilinders en de brander gestolen waren.
(veld)
;
🔗 Dit is het land waar u een nieuw leven bent begonnen, weet u nog wel?

DutchEnglish
landbouwer agriculturist; farmer; tiller
bouwer architect; builder; constructor; fabricator
land country; estate; glebe; home; land; nation; field; soil