Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kameraad

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kornuit; maat; makker; gabber);
companion
; ;
🔗 Het is een kameraad van me.
(gezel; kornuit; maat; makker; metgezel)
companion
; ;
(kameraadschappelijkheid)
comradeship
🔗 Zijn hele oorlogsalbum is één lange lofzang op het kameraadschap.

DutchEnglish
kameraad associate; bedfellow; buddy; china; chum; comate; companion; comrade; crony; fellow; mate; pal
kameraadschap camaderie; companionship; comradeship; fellowship; good‐fellowship
schoolkameraad school‐fellow; schoolmate
speelkameraad playmate; playfellow