Synonyms: kameraad, kompaan, kornuit, makker, gabber
Part of speech | common noun |
---|
Pronunciation | /mat/ |
---|
Hyphenation | maat |
---|
Gender | masculine |
---|
Plural | maten, maats |
---|
Diminutive |
---|
Singular | Plural |
---|
maatje | maatjes |
Maats moeten elkaar niet verneuken, ook in ’t kleine niet.
En u wilt niet zeggen wie uw maat is?
Nou, ik zei net al tegen de dames hier dat ik op de avond van de moord met een paar maten heb zitten kaarten in de kroeg.
Met een kort woord zond de aannemer zijn maat stadswaarts om een politieagent te halen en begon daarna heer Bommel te helpen om de krijsende oude op zijn gemak te stellen.