Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word closetbak

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kist; kast)
tub
;
🔗 De dienaar keek roerloos toe terwijl de bak zich vulde met het dampende water.
(trog)
trough
(grap; mop; scherts);
(bajes; gevang; gevangenis; nor; lik; pot);
🔗 Als ik zou zeggen wat ik denk, zat ik in de kortste keren in de bak.
(watercloset)
toilet
(watercloset; WC)
water‐closet

DutchEnglish
closetbak lavatory basin; lavatory pan
bak bin; body; box; cistern; container; cooler; crate; forecastle; quod; tray; trough; slammer; tank; bucket; basket; joke; gag; calaboose; can; skookum house
closet lavatory; water‐closet; loo