Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bouwwerf

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(constructie; gebouw; aanleg; opbouw)
construction
; ;
structure
🔗 Op de datum van 26 oktober was de bouw van de sleden eindelijk voltooid.
(constructie; samenstelling; structuur);
fabric
(aanleggen; optrekken);
🔗 Wie heeft die oude steden gebouwd?
(timmeren)
🔗 Dat is de plaats waar ik de jonk aan het bouwen ben.
(construeren)
(scheepswerf)
dockyard
🔗 Door het lange stilliggen aan de werf in Noorwegen had zich op de scheepshuid onder water zo’n weelderige fauna ontwikkeld dat de vaart er aanmerkelijk door verminderd werd, zoals overduidelijk gebleken was op het traject van Sandefjord naar Barry.

DutchEnglish
bouwwerf building site
bouw architecture; build; building; conformation; construction; contexture; erection; fabric; frame; growing; structure; texture; cultivation; culture
bouwen build; construct; cultivate; culture; erect; fabricate; frame; grow; put up; raise; rear; throw
werf dockyard