Información sobre la palabra bereiken (neerlandés → Esperanto: atingi)

Sinónimos: behalen, achteropkomen, halen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/bəˈrɛi̯kə(n)/
Separaciónbe·rei·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) bereik(ik) bereikt
(jij) bereikt(jij) bereikt
(hij) bereikt(hij) bereikt
(wij) bereiken(wij) bereikten
(jullie) bereiken(jullie) bereikten
(gij) bereikt(gij) bereikt
(zij) bereiken(zij) bereikten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) bereike(dat ik) bereikte
(dat jij) bereike(dat jij) bereikte
(dat hij) bereike(dat hij) bereikte
(dat wij) bereiken(dat wij) bereikten
(dat jullie) bereiken(dat jullie) bereikten
(dat gij) bereiket(dat gij) bereiktet
(dat zij) bereiken(dat zij) bereikten
Participios
Participio presenteParticipio pasado
bereikend, bereikende(hebben) bereikt

Muestras de uso

Hoe kon hij het meisje bereiken?
Bereikte je hem?
Moedeloos strompelde hij verder, maar toen hij het hoogste punt van het bergpad bereikt had, bleef hij verrast staan.
Nog eer ik die bereikte, hoorde ik schoten.

Traducciones

afrikáansbereik
alemánerlangen; erzielen; reichen; erreichen; einholen; heranreichen; sich erstrecken; erwirken; durchsetzen
catalánaconseguir; assolir; atènyer
criolla jamaiquinakech
españolalcanzar; conseguir; llegar; lograr
esperantoatingi
feroésfáa; náa
finéssaavuttaa
francésaboutir; atteindre; parvenir; remporter
frisón de Saterlandärloangje; beloangje; roakje
gaélico escocésruig
húngaroelér
inglésattain; reach; arrive at; gain
inglés antiguoæfnan
islandésná í; ná til
italianoarrivare
latínpervenire
malayocapai; mencapai
papiamentoalkansá
polacoosiągać; uzyskać
portuguésabranger; alcançar; atingir; chegar a; obter; tocar
rumanoajunge
rusoдостигать
suajili‐fika
suecoernå
tailandésถึง; สู่