Información sobre la palabra verzeggen (neerlandés → Esperanto: promesi)

Sinónimos: beloven, toezeggen, uitloven

Categoría gramaticalverbo

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verzeg(ik) verzegde
(jij) verzegt(jij) verzegde
(hij) verzegt(hij) verzegde
(wij) verzeggen(wij) verzegden
(jullie) verzeggen(jullie) verzegden
(gij) verzegt(gij) verzegdet
(zij) verzeggen(zij) verzegden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verzegge(dat ik) verzegde
(dat jij) verzegge(dat jij) verzegde
(dat hij) verzegge(dat hij) verzegde
(dat wij) verzeggen(dat wij) verzegden
(dat jullie) verzeggen(dat jullie) verzegden
(dat gij) verzegget(dat gij) verzegdet
(dat zij) verzeggen(dat zij) verzegden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verzegverzegt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verzeggend, verzeggende(hebben) verzegd

Traducciones

afrikáansbeloof; belowe
alemángeloben; verheißen; versprechen; zusagen
catalánprometre
checopřislíbit; slíbit
danéslove
españolprometer
esperantopromesi
feroéslova
finésluvata
francésassurer; promettre
frisón de Saterlandferspreeke; toutälle
ingléspromise
inglés antiguobehatan
islandéslofa
italianopromettere
latínpolliceri; promittere
noruegolove
papiamentoprimintí
polacoobiecywać
portuguésprometer
sranan tongopramisi
suecolova
tailandésสัญญา