Información sobre la palabra opnemen (neerlandés → Esperanto: mezuri)

Sinónimos: afmeten, meten, opmeten, roeien, uitmeten

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔpnemə(n)/
Separaciónop·ne·men

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) neem op(ik) nam op
(jij) neemt op(jij) nam op
(hij) neemt op(hij) nam op
(wij) nemen op(wij) namen op
(jullie) nemen op(jullie) namen op
(gij) neemt op(gij) naamt op
(zij) nemen op(zij) namen op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) opneme(dat ik) opname
(dat jij) opneme(dat jij) opname
(dat hij) opneme(dat hij) opname
(dat wij) opnemen(dat wij) opnamen
(dat jullie) opnemen(dat jullie) opnamen
(dat gij) opnemet(dat gij) opnamet
(dat zij) opnemen(dat zij) opnamen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
neem opneemt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
opnemend, opnemende(hebben) opgenomen

Traducciones

afrikáansmeet
alemánmessen; abmessen; aufmessen
catalánmesurar
danésmåle
españolmedir; tomar la medida
esperantomezuri
feroésmála; máta
finésmitata
francésmesurer
frisón de Saterlandapmeete; meete; oumeete
frisón occidentalôfmjitte
inglésmeasure
inglés antiguometan
italianomisurare
latínmetiri
papiamentomidi
portuguésbalizar; medir