Información sobre la palabra aanklampen (neerlandés → Esperanto: alparoli)

Sinónimos: aanspreken, toespreken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈaŋklɑmpə(n)/
Separaciónaan·klam·pen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) klamp aan(ik) klampte aan
(jij) klampt aan(jij) klampte aan
(hij) klampt aan(hij) klampte aan
(wij) klampen aan(wij) klampten aan
(jullie) klampen aan(jullie) klampten aan
(gij) klampt aan(gij) klamptet aan
(zij) klampen aan(zij) klampten aan
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) aanklampe(dat ik) aanklampte
(dat jij) aanklampe(dat jij) aanklampte
(dat hij) aanklampe(dat hij) aanklampte
(dat wij) aanklampen(dat wij) aanklampten
(dat jullie) aanklampen(dat jullie) aanklampten
(dat gij) aanklampet(dat gij) aanklamptet
(dat zij) aanklampen(dat zij) aanklampten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
klamp aanklampt aan
Participios
Participio presenteParticipio pasado
aanklampend, aanklampende(hebben) aangeklampt

Muestras de uso

Bijna al de jongens, die voorbijkwamen werden aangeklampt en het kopen en verkopen van kaartjes van verschillende kleuren werd nog een kwartier voortgezet.

Traducciones

afrikáanstoespreek
alemánansprechen
españoldirigir la palabra a; dirigirse a
esperantoalparoli
francésaborder; adresser la parole à; interpeller; parler à
frisón de Saterlandanspreeke
frisón occidentaloanklampe; oansprekke; tasprekke
húngaromegszólít
inglésaccost
latínappellare