Información sobre la palabra doorroeren (neerlandés → Esperanto: kirli)

Sinónimos: omroeren, roeren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈdoruːrə(n)/
Separacióndoor·roe·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) roer door(ik) roerde door
(jij) roert door(jij) roerde door
(hij) roert door(hij) roerde door
(wij) roeren door(wij) roerden door
(jullie) roeren door(jullie) roerden door
(gij) roert door(gij) roerdet door
(zij) roeren door(zij) roerden door
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) doorroere(dat ik) doorroerde
(dat jij) doorroere(dat jij) doorroerde
(dat hij) doorroere(dat hij) doorroerde
(dat wij) doorroeren(dat wij) doorroerden
(dat jullie) doorroeren(dat jullie) doorroerden
(dat gij) doorroeret(dat gij) doorroerdet
(dat zij) doorroeren(dat zij) doorroerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
roer doorroert door
Participios
Participio presenteParticipio pasado
doorroerend, doorroerende(hebben) doorgeroerd

Traducciones

afrikáansroer
alemánquirlen; rühren; aufwirbeln
catalánbatre; remenar
españolarremolinar; batir
esperantokirli
feroéspíska; røra
francésbattre; faire tournoyer
frisón de Saterlanduumerüürje
inglésstir
portuguésbater; fazer molinete; mexer
tailandésคน