Información sobre la palabra passeren (neerlandés → Esperanto: ignori)

Sinónimos: een oogje dichtknijpen, negéren, onder tafel schuiven, wegcijferen, zich niets aantrekken van, ignoreren, geen notitie nemen van, een oogje dichtknijpen voor, naast zich neerleggen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/pɑˈseːrə(n)/
Separaciónpas·se·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) passeer(ik) passeerde
(jij) passeert(jij) passeerde
(hij) passeert(hij) passeerde
(wij) passeren(wij) passeerden
(jullie) passeren(jullie) passeerden
(gij) passeert(gij) passeerdet
(zij) passeren(zij) passeerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) passere(dat ik) passeerde
(dat jij) passere(dat jij) passeerde
(dat hij) passere(dat hij) passeerde
(dat wij) passeren(dat wij) passeerden
(dat jullie) passeren(dat jullie) passeerden
(dat gij) passeret(dat gij) passeerdet
(dat zij) passeren(dat zij) passeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
passeerpasseert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
passerend, passerende(hebben) gepasseerd

Traducciones

afrikáansignoreer
alemánignorieren; nicht berücksichtigen; unbeachtet lassen; nicht beachten; keine Notiz nehmen von; nicht wissen wollen; nicht sehen wollen
catalánignorar
españolno hacer caso; pasar por alto
esperantoignori
finésolla välittämättä
francésbouder; ignorer; méconnaître
frisón de Saterlandignorierje; uurkiekje; uursjo
frisón occidentalnegearje
griegoαγνοώ
inglésignore; leave out of account; disregard; turn a blind eye
malayoabai … mengabaikan
portuguésfingir ignorar; não tomar conhecimento
rumanoignora